AWTI symposium 2022 'Nieuwe coalities voor onderzoek & innovatie'
Onderzoek en innovatie zijn tegenwoordig niet meer voorbehouden aan kennisinstellingen en bedrijven. Er is steeds meer ruimte voor een bijdrage vanuit de bredere samenleving, mede door technologische ontwikkelingen. Zo ontstaan er dan ook nieuwe coalities, waarin verschillende mensen en organisaties samenwerken aan de uitdagingen van de toekomst.
Om deze ontwikkeling beter in beeld te krijgen, organiseerde de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) op 21 april een symposium met als thema ‘maatschappelijke co-creatie van onderzoek en innovatie’. Op een zonovergoten Pier in Scheveningen kwamen deelnemers uit onder andere ministeries, de politiek, universiteiten, hogescholen en startups bijeen om ideeën uit te wisselen en, wie weet, nieuwe coalities te smeden. Deze dag was het eerste publieke optreden de nieuwe AWTI-voorzitter, Eppo Bruins. Samen met de dagvoorzitter, Desiree Hoving, opende hij de middag. Eppo onderstreepte de veranderde verhoudingen tussen samenlevingen wetenschap, wat tot samenwerking met andere partners zal leiden. Het is nog niet precies duidelijk hoe deze nieuwe partnerschappen eruit zullen zien. Eppo Bruins wil dan ook van deze middag gebruik maken om samen op zoek te gaan naar een eerste stip op de horizon. We doen dat door vier voorbeelden uit twee belangrijke thema’s centraal te stellen: ‘zorg en gezondheid’ & ‘circulariteit en duurzaamheid’.
Belangrijkste succesfactor: visie of vraag centraal stellen
De gasten hadden deze middag na alle inspirerende verhalen het laatste woord. Welke succesfactoren vinden zij het belangrijkst? Er is een dikke winnaar: het belang van de visie voorop zetten, bijvoorbeeld door middel van moonshots of het centraal zetten van de transitievraag. Op de tweede plek valt het belang van regionale ecosystemen, als derde eindigt het belang van ondernemerschap en leiderschap. Online bijdragen zijn te vinden op Twitter onder #nieuwecoalities en #AWTIsymposium2022. Lees hieronder alle bijdragen van onze sprekers.
Pallas Agterberg en de vijf elementen waar goede transities rekening mee moeten houden
De eerste spreker was Pallas Agterberg. Pallas is Challenge Officer bij Alliander en houdt zich in brede zin bezig met transities, en het zoeken van de juiste partners daarbinnen. In haar keynote onderscheidt Pallas vijf elementen waar goede transities rekening mee moeten houden: transities kennen een technische, sociale, financiële, fysieke als regelgevingskant. Dat wil zeggen: het moet technisch kunnen, sociaal geaccepteerd zijn, financieel en fysiek mogelijk zijn en passen in de bestaande regelgeving. Dat is niet altijd makkelijk. Er is een aantal dingen die kunnen schuren bij de volbrengen van een succesvolle transitie. Pallas noemt als probleem vermarkting: kennis wordt gebracht naar grote bedrijven, want die hebben diepe zakken. Daarnaast noemt ze de problematische wetenschapscultuur: “u bestelt PhD’s, wij leveren ze”. Deze productiementaliteit past niet bij de grote transities van deze tijd. In het verlengde daarvan noemt Pallas de noodzaak voor een wetenschapsfilosofische verandering. Bedrijven moeten namelijk wel vier jaar wachten op de uitkomsten waarvan het de vraag is of deze bruikbaar zijn. Het moet dus ook draaien om het stellen van de juiste vragen.
Tegenover deze obstakels benadrukt Pallas ook drie ingrediënten voor succes. Zo noemt ze de ‘startup methodiek’. Startups beginnen vaak niet bij het ontwikkelen van een praktische toepassing, maar stellen zich in eerste instantie een grote vraag – de Big Why. Uber begon bij de vraag hoe kosten voor direct vervoer verminderd konden worden, niet bij het ontwikkelen van de app. Een ander ingrediënt dat Pallas noemt, is het vormen van ecosystemen rondom sterktes. Brainport Eindhoven als kopie van Sillicon Valley. Als derde en laatste ingrediënt noemt ze moonshots. Een coalitie ga je niet aan vanuit eigenbelang, maar omdat je de transitieopgave centraal stelt. Waarom ga je samenwerken? Een voorbeeld hiervan is de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). In partnerschappen en coalities moet dus het waarom, of de opgave, centraal staan. Dit geeft richting aan het samenwerken, en zonder richting kom je nergens.
Marianne van der Steen (RegMed XB) – Lessen uit de regeneratieve geneeskunde
Marianne van der Steen, medeoprichter van RegMed XB en Hoogleraar Ondernemerschap in de Gezondheidszorg, neemt ons mee in de wereld van de regeneratieve geneeskunde, om meer te vertellen over innovatiecoalities in de zorg.
De regeneratieve geneeskunde ontwikkelt zich momenteel tot een nieuwe, innovatieve en kennisintensieve sector die verschillende samenwerkingsverbanden kent. Zo ontwikkelen hightech bedrijven nieuwe technologieën, starten nieuwe concepten en testen bij onderzoeksinstituten, ontwikkelen bio-tech bedrijven oplossingen voor patiënten, bieden innovatieve producenten de juiste diensten voor betaalbare productie op grote schaal en passen ziekenhuizen uiteindelijk al deze kennis toe.
Binnen dit web genereert RegMed XB naast nieuwe technologie in commerciële producten ook bedrijven die deze vervolgens naar de markt brengen. Zo creëren ze nieuwe onderzoekssamenwerkingen, industrie en oplossingen voor patiënten. Dit doen zij door met excellent onderzoek moonshots te realiseren. Deze kennis moet vervolgens vertaald worden naar nieuwe bedrijvigheid. RegMed XB zet daarom nieuwe publiek-private samenwerkingen op en investeert in start-ups. Zo kan er gebouwd worden aan de unieke productieketen van infrastructuur en technologieën.
Als succesfactoren om dit mogelijk te maken, noemt Marianne de uitstekende kennisbasis die Nederland en België hebben in de regeneratieve geneeskunde. De samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen met topwetenschappers die zich richtten op vijf verschillende moonshots, vormt de basis voor het succes van RegMed XB.
Tot slot benadrukt ze de waarde van publiek ondernemerschap. De ondernemende houding van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat maakte het mede mogelijk tot publiek/private samenwerking te komen. Dit benadrukt ook meteen de uitdaging die er ligt binnen het kader van valorisatie. Valorisatie vastleggen in documenten is mooi, maar moet zich uiteindelijk ook vertalen naar daden. Immers: “Collaboration is the new competition”.
Gaston Remmers – Citizen Science in de gezondheidszorg
Gaston Remmers is o.a. directeur van Mijn Data Onze Gezondheid (MD|OG). Het is de missie van MD|OG om de data, kennis en inzichten van burgers rondom hun eigen gezondheid tot waarde te brengen.
Waarom is dat van belang? Gaston stelt dat maatschappelijke druk zoals de coronacrisis leidt tot verschillende extremen. Dit is ook terug te zien in de gezondheidszorg. Aan de ene kant bestaat er een geprotocolleerde benadering: one thing goes. Onderzoekers bepalen daar wat goed voor u is. Aan de andere kant zien we juist een ‘anything goes’ benadering, waarin burgers zelf verantwoording nemen voor hun gezondheid. De overheid handelt meer volgens de eerste benadering, terwijl burgers tijdens de coronacrisis meer naar de tweede benadering zijn toegetrokken. Gaston geeft als verklaring dat patiënten tegenwoordig bijvoorbeeld voedsel en leefstijl gebruiken als betekenisvolle tools voor Health Self Management. Dit past niet binnen het perspectief van de gevestigde gezondheidszorg.
Doktoren zeggen: er is geen bewijs voor uw methode. Daardoor voelen patiënten zich niet serieus genomen, wat er voor zorgt dat burgers grijpen naar alternatieve gezondheidsparadigma’s.
Gaston zoekt naar manieren waarop het collectieve, gevestigde deel van de gezondheidszorg samen kan gaan met individuele speurzin en actie. Zo wil hij recht doen aan de kennis en ervaring van patiënten omtrent hun aandoening. De intentie is om zelfonderzoek rondom gezondheid zo te structureren en begeleiden, dat het bij kan dragen aan medische kennisontwikkeling en waarde voor de patiënt oplevert.
De vraag is dan natuurlijk: hoe? Gaston begint met uiteenzetten waar de fouten nu zitten. Want samenwerking met de unusual suspects is geweldig, maar geen garantie voor succes. De eerste fout die Gaston onderscheidt is het feit dat we pas handelen wanneer er vastigheid is. Onze handels- en denkwijzen zijn geënt op gemiddelden, bewijzen en standaard handelswijzen. Dit leidt tot een bewijzenfabriek met als mentaliteit ‘het zit zo’. Als oplossing voor deze fout reikt Gaston de hypothesenfabriek aan. De basis van de hypothesenfabriek is niet bewijs, maar effectiviteit in de individuele praktijk. Op deze manier wordt het verlangen van mensen om op basis van eigen inzichten en nieuwsgierigheid bij te dragen aan het grote geheel gehonoreerd. De mentaliteit die hier heerst is ‘het zou mogelijk kunnen’.
De tweede fout die Gaston aanstipt is de asymmetrische machtsverdeling rondom data: de burger versus de staat of Big Tech. Bovendien is er een beschermingsparadox: regelgeving zoals de AVG is hyper-geïndividualiseerd. Er is dus geen coöperatie als het gaat om het verzamelen, delen en gebruiken van data. Als oplossing hiervoor stelt Gaston een Staats Bosbeheer van data voor. Dit is een datacoöperatie en fungeert als intermediair tussen datavrager en individu, en borgt zo tegenmacht. Dat kan door dataverzoeken te toetsen op ethische gronden, optimale benutting van gezondheidsdata faciliteren en opbrengsten herinvesteren in de gezondheidseconomie. Zo kan, door samenwerking, vertrouwen tussen de burger en het collectief worden gecreëerd.
Flip the City: duurzame samenwerking met startups
Flip the City pakt de draad op met het volgende thema: circulariteit & duurzaamheid. Flip the City is een startup die eendenkroos omzet in duurzame tegels om zo de biodiversiteit, hitteregulatie en waterregulatie te verbeteren. Bovendien werkt Flip the City volledig circulair. Flip the City werkt samen met partijen zoals de Gemeente Rotterdam en Leiden, de provincie Zuid-Holland, maar ook met kennisinstellingen waaronder de TU Delft, de Hogeschool Rotterdam en Wageningen University en Research.
Voor Flip the City is samenwerking iets van de lange adem. Zijgeven het voorbeeld van een pilotfase die de startup draaide met de gemeente Rotterdam. De verwachting van bewoners en de gemeente was dat de tegel meteen het gewenste effect zou hebben, maar een pilot betekent juist dat het niet meteen het gewenste resultaat kan opleveren. Zonder de juiste verwachtingen, kom je moeilijk verder in de ontwikkelcyclus.
Flip the City onderscheidt drie uitdagingen als het gaat om samenwerking tussen startups en overheidsinstanties. Ten eerste verdienen startups een eigen type beoordelingscriteria bij samenwerking. Een startup is geen ministerie of een groot bedrijf, dus dient ook niet langs die wijze beoordeeld te worden. Ten tweede is bij overheidsinstanties zelf kennis nodig over circulaire startups. Hoe werkt een startup, wat hebben ze daarvoor nodig? Dat zorgt voor een goede aansluiting tijdens de samenwerking. Tenslotte moet er vertrouwen worden gekweekt. Door op dynamische wijze kennis en ervaringen op te slaan en te delen wordt leren van elkaar mogelijk.
Tessa de Haas - DuurzaamDoor
Hierna is het aan Tessa de Haas, van DuurzaamDoor, om het podium te betreden. DuurzaamDoor is een kennisprogramma dat partijen met een focus op de groene en duurzame economie bij elkaar brengt om samen te werken en van elkaar te leren. Het idee is om lessen op te halen bij allerlei samenwerkingsverbanden die werken aan duurzaamheidsopgaves en deze vervolgens overdraagbaar te maken. Door nieuwe kennis en sociale innovatie over te dragen, kunnen partijen effectiever samen werken en sneller tot resultaat komen. DuurzaamDoor probeert dus partijen te leren transformeren. Daar hoort richting bij, maar hoe moet je die vormgeven?
Ook Tessa noemt verschillende ingrediënten voor succes. Zo stelt ze dat ten eerste de visie voorop moet staan in transformatie. Dat houdt ook in dat er meer aandacht moet zijn voor het vormgeven van de randvoorwaarden van transformatie bij overheden. Als tweede ingrediënt noemt Tessa ‘Verder gaan en Volhouden’. Ambtenaren kunnen een extra stap zetten die niet meteen binnen de bestaande kaders past. Daarnaast kunnen ze ook ruimte scheppen voor randvoorwaarden die zij nodig hebben voor hun rol als transitieprofessional. Als derde en laatste ingrediënt noemt ze ‘focus’ in regionale samenwerking om zo transformatie te realiseren: ambtenaren kunnen daarinfocus aanbrengen door ecosystemen zo te organiseren, dat initiatieven elkaar versterken.