Debat: Wetenschap met een missie? Lessen uit de watercasus
Om maatschappelijke uitdagingen succesvol aan te pakken is het belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Wanneer zo’n missie gericht is op het voorkomen van een rampscenario, gaat dat vaak zonder al te veel problemen. Maar hoe mobiliseer je samenleving, bedrijfsleven, wetenschap en overheid voor vraagstukken waarbij het water ons minder voelbaar aan de lippen staat? Die vraag stond centraal in het debat Droge voeten, dat het Rathenau Instituut en de AWTI op 9 september organiseerden.
Het programma was de aftrap van de debatreeks ‘Keuzes voor de toekomst van de wetenschap’, waarin de maatschappelijke waarde van wetenschap centraal staat. Wetenschap speelt een essentiële rol bij maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en veiligheid. Gelukkig presteert de Nederlandse wetenschap relatief goed, zo lieten het Rathenau-rapport Balans van de Wetenschap 2018 en het recente AWTI-advies Het stelsel op scherp gezet al zien, maar juist de bijdrage van wetenschap aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken is een aandachtspunt: dat kan en moet beter.
Uri Rosenthal leidt het debat in, rechts debatleider Malou van Hintum
Kennisvelden samenbrengen
Het realiseren van ‘droge voeten’ met onder meer dijken en delta’s is een voorbeeld van een missie waarbij succesvol wordt samengewerkt, over grenzen en disciplines heen. Daarom stond deze sector centraal. Volgens de deelnemers hielp het dat de watersector is aangemerkt als een topsector. Het samenspel tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen verbeterde daardoor. Maar missies zijn breder dan de huidige topsectoren, zoals AWTI-voorzitter Uri Rosenthal benadrukte bij de inleiding op het debat, en bovendien zijn bij veel maatschappelijke uitdagingen de doelen niet altijd even helder en breed gedragen als op het gebied van waterveiligheid in Nederland. ‘De AWTI pleitte eerder al voor het opzetten van enkele stevige missiegedreven programma’s voor onderzoek en innovatie, onder andere op het terrein van energie.’
In de eerste ronde werd besproken hoe je partijen samen krijgt. Het besef dat kennis vanuit verschillende hoeken nodig is om je doel te bereiken, is een belangrijke drijfveer, lichtte Bas Jonkman (TU Delft) toe. ‘Het begint met samen je uitdaging formuleren. Ook vanuit verschillende belangen kun je dan werken aan een gezamenlijke missie. Maar je moet vooraf samen vaststellen wanneer een missie succesvol is.’ Jos van Alphen (staf van de Deltacommissaris) vulde aan: ‘Het geld om alle benodigde kennis te ontwikkelen in de watersector, werd op een gegeven moment gekort. Door inhoudelijk én financieel de krachten te bundelen konden we met een kleiner budget meer resultaat bereiken.’
De sprekers erkenden tegelijkertijd dat samenhang niet vanzelf komt; juist door centrale sturing werd het Deltaprogramma succesvol. Voor adequate oplossingen moeten alle betrokken partijen de neuzen dezelfde kant op hebben staan, ook op regionaal niveau. ‘Met alleen losse projectjes bereik je geen innovatie,’ aldus Marjolijn Haasnoot (Deltares). ’Om naar de stip op de horizon toe te werken, betekent sturing ook bijsturen. Je moet zowel voor de korte als de lange termijn routes uitzetten en waar nodig van koers wisselen om je doel te bereiken.’
Martin Schepers (midden) wijst op de noodzaak om kennis te verbinden met de praktijk. Panelleden Marjolijn Haasnoot (links) en Jos van Alphen luisteren aandachtig.
Ontwikkelen van nieuwe kennis
Hoewel centrale coördinatie als waardevol wordt gezien, vragen maatschappelijke missies dus ook om flexibiliteit en ruimte voor experiment. In de tweede gespreksronde kwam het belang van wetenschappelijk onderzoek voor het opdoen van nieuwe kennis naar voren. ‘Als we een strategie bepalen voor de komende periode, is het maar de vraag of die aanpak over een paar jaar inderdaad heeft gewerkt. Onderzoek is nodig om steeds weer nieuwe inzichten te kunnen gebruiken in je strategie en bij te sturen waar nodig. Er moet voldoende ruimte zijn om te zoeken naar ‘out of the box’ oplossingen,’ vertelde Tom van der Horst (TNO). Ook Martin Schepers (Waterschap Rivierenland) onderstreepte dit punt eerder: ‘Wetenschap moet helpen bij situaties die zich in de praktijk nog niet hebben kunnen bewijzen.’
Hoewel duidelijke doelen belangrijk zijn, betekent werken aan een missie ook een proces van voortschrijdend inzicht. Zoals Stefan Kuhlmann (Universiteit Twente) toelichtte: ‘Doelen worden steeds weer bediscussieerd, omdat we met nieuwe kennis dingen anders gaan zien. Dat is ook goed, want het voorkomt het gevaar van een te nauw geformuleerde missie.’ Ondanks het voortschrijdende inzicht is het echter wel noodzakelijk om nu al beslissingen te nemen, ook al verandert de stip aan de horizon, vulde Lilian van den Aarsen (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) aan.
De panelleden voor de tweede ronde van het debat (v.l.n.r.): Lilian van den Aarsen, Stefan Kuhlmann, Tom van der Horst, Karin Sluis, Michiel Sweers en debatleider Malou van Hintum.
Een missie moet je ‘voelen’
Cruciaal bij het werken vanuit missies is ‘dat je zo’n missie moet kunnen voelen’, bracht Karin Sluis (Witteveen+Bos) in. ‘Je moet je aan zo’n missie willen verbinden. Het moet je inspireren. Dan gaat het werken.’
Juist omdat wetenschap en innovatie gericht zijn op vernieuwing, is het resultaat vaak onzeker. ‘We hebben dat soort wetenschap nodig, waarbij mensen worden gedreven door nieuwsgierigheid en ambitie. Zo lang wel duidelijk is wat we er mee willen bereiken,’ voegde Michiel Sweers (ministerie van Economische Zaken en Klimaat) toe. En soms is daar heel veel polderen voor nodig, bijvoorbeeld om samen tot een heldere doelstelling te komen. Sweers ziet in dat laatste zeker een rol weggelegd voor de overheid: ‘Soms kan het bij wezen van spreken al genoed zijn dat we koffie schenken, om daarmee de juiste partijen bij elkaar te brengen’.
Bereid zijn om keuzes te maken
Toch klinken er kritische geluiden als het gaat om het vertalen van de ervaringen uit de watersector naar andere missies. Duidelijk is dat voor andere vraagstukken de zaken complexer liggen. ‘Missies waar we minder mee hebben, zullen zich ook minder snel ontwikkelen. Het is prachtig dat we voor verschillende uitdagingen willen toewerken naar een stip aan de horizon, maar we hebben geen geld om op al die terreinen onze doelen te realiseren,’ werd vanuit de zaal ingebracht. ‘Prioriteren is noodzakelijk.’
Precies daarin ligt volgens Sweers een taak voor het innovatiebeleid. ‘Waarom Nederland het relatief goed doet, onder meer in internationale rankings, is niet omdat we er meer geld in stoppen dan anderen, maar omdat we het heel doelmatig doen.’
Een andere les die we kunnen leren uit dit debat is het verbeteren van de relatie met de praktijk. Martin Schepers: ‘In de watersector wordt die link nog te weinig gelegd. We moeten beter een brug slaan tussen het ontwikkelen van kennis en de toepassing in de praktijk. Dat is niet alleen nodig bij waterveiligheid, maar bij alle andere missies.’
Bovendien moeten we de rol van onderwijs niet vergeten, sloot Yori Kamphuis (Global Shapers) af. ‘Innovatie komt er niet wanneer we onze kennis niet blijven aanvullen. Wetenschap gaat om meer dan alleen onderzoek.’
Verder praten over de toekomst van de wetenschap
De komende weken gaan we verder op zoek naar hoe wetenschap het beste kan bijdragen aan toekomstige uitdagingen. Op 30 september ligt de focus daarbij op wetenschap met impact, en de manier waarop de kringlooplandbouw ons daar meer over kan leren. In het laatste debat, op 28 oktober, nemen we de balans tussen onderwijs en onderzoek onder de loep.
Wilt u zich aanmelden voor de programma’s op 30 september en/of 28 oktober? Dat kan via onderstaande links.
- Debat op 30 september Het verschil maken - Lessen uit de kringlooplandbouw over wetenschap met impact
- Debat op 28 oktober Hinken op twee gedachten - Op naar een gezonde balans tussen onderwijs en onderzoek