Vernieuwing in regionale agrifoodketens

Hoe kunnen regio’s zorgen voor een aantrekkelijk vernieuwingsklimaat voor landbouw- en levensmiddelenbedrijven en wat vraagt dat van de Rijksoverheid? Deze vraag stond centraal tijdens de Hollands Spoorbijeenkomst ‘Vernieuwing in regionale agrifoodketens’ op 4 juni 2024.  Beleidsmakers, wetenschappers, lokale en regionale bestuurders en ondernemers in de landbouw en voedingsindustrie gingen met elkaar in gesprek. De bijeenkomst werd georganiseerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in samenwerking met de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Het verslag van deze bijeenkomst is nu beschikbaar.

Beeld: ©WRR

Grote opgaven

Nederland staat voor grote opgaven rond klimaat, voedselveiligheid en het toekomstig verdienvermogen. Zo is de huidige manier van voedselproductie een van de veroorzakers van klimaatverandering en tegelijkertijd een van de grootste slachtoffers ervan. We moeten toe naar een schonere productie met minder verspilling, minder dierlijk eiwit consumeren en meer plantaardig eten. De (regionale) agrifoodsector is een sector die als geen ander bestaat uit zeer innovatieve en flexibele bedrijven. Regio’s van Noord-Brabant tot Overijssel en van Gelderland tot Friesland zijn volop bezig met transities in deze sector. Veel partijen vernieuwen, zoals mkb’ers in circulaire landbouw of grote levensmiddelenbedrijven in de eiwittransitie. Er gebeurt al veel maar tegelijkertijd lopen veel ondernemingen, consumenten en de overheid vast in deze transitie.

Vernieuwingsklimaat

Om de koers te verleggen is een beter vernieuwingsklimaat noodzakelijk. Maak het voor landbouw- en voedingsbedrijven aantrekkelijk om in Nederland te investeren in oplossingen voor de grote opgaven van vandaag. Willen we bedrijven stimuleren tot vernieuwen, dan moeten de prikkels goed zijn. Daarvoor is het enerzijds nodig dat schadelijkere alternatieven duurder worden, of niet langer toegestaan zijn. Anderzijds kunnen we agrariërs ook gaan betalen voor de maatschappelijke baten die zij weten te organiseren, zoals het recyclen van reststromen. Het Rijk kan daarbij niet zonder de regio’s, want daar vinden de innovatie en daadwerkelijke economische activiteit plaats. Omgekeerd kunnen de regio’s niet zonder het Rijk. Zij hebben niet het overzicht over activiteiten elders en kunnen de grote opgaven niet in hun eentje oplossen. Daarbij is het belangrijk om zich rekenschap te geven van de enorme kosten die gepaard gaan met transities en ons de vraag te stellen als samenleving: kunnen we dit dragen en hebben we het er voor over?