Column: Hou ook tijdens de coronacrisis ruimte voor onderzoek zonder concreet doel
De behoefte aan oplossingen is groot, maar juist ongebonden, fundamenteel onderzoek levert die soms, ongepland, schrijft Koen Debackere, samen met andere leden van de adviesraad wetenschap, technologie en innovatie.
Door een aantal grote problemen waarvoor we staan, kijken we reikhalzend uit naar oplossingen vanuit wetenschappelijk onderzoek. De coronacrisis heeft dit extra duidelijk gemaakt. Er is direct toepasbare kennis nodig, die veelal beschikbaar komt via gericht onderzoek. Maar dit mag niet ten koste gaan van de zoektocht naar nieuwe fundamentele kennis. Zonder ongebonden onderzoek naar fundamentele kennis zullen de nieuwe oplossingen namelijk slechts kleine verbeteringen zijn van het bestaande. Het is juist fundamentele kennis die de basis vormt voor geheel nieuwe, waardevolle toepassing en innovatie. Ongebonden onderzoek, toepassingsgericht onderzoek en innovatie liggen dus in elkaars verlengde, maar worden geregeerd door verschillende logica.
Ongebonden onderzoek is ongeëvenaard effectief in het genereren van onverwachte, paradigma-veranderende inzichten in cultuur, natuur en mens. Vervolgens leidt deze fundamentele kennis na verloop van tijd en via verrassende wegen tot belangrijke maatschappelijke en economische toepassingen en innovaties. De impact hiervan blijkt van een compleet andere orde dan de oorspronkelijke investeringen in de wetenschapsactiviteiten. Hoe lastig het ook mag klinken in deze tijd van efficiëntieverwachtingen: het is deze effectiviteit van het genereren van fundamenteel nieuwe inzichten die uniek is voor ongebonden onderzoek. De geschiedenis staat vol met voorbeelden die deze effectiviteit illustreren.
Neem de in 1937 begonnen zoektocht van de natuurkundige Max Delbrück naar een wetmatigheid in de biologie. Hoewel deze zoektocht tevergeefs bleek, leidde zijn werk in 1953 tot de doorbraakontdekking van de structuur van DNA door Watson en Crick (en Franklin). Weer twintig jaar later bleek die ontdekking de basis te zijn voor de recombinant-DNA-technologie, ontwikkeld door Berg, Boyer en Cohen. En nog steeds wordt verder gebouwd in het fundamenteel onderzoek naar mechanismen en methodes om te knippen en plakken in DNA zoals Crispr-cas en, heel recent, ‘Prime editing’.
Het centrale principe van het broeikaseffect werd al in 1856 ontdekt
Deze wetenschappelijke ontwikkeling heeft enorme invloed gehad. Tegenwoordig zijn er in Europa en de VS meer dan 700 beursgenoteerde biotechbedrijven, die meer dan 200.000 mensen in dienst hebben, dagelijks onze gezondheidszorg transformeren en jaarlijks een omzet genereren van meer dan 140 miljard dollar.
Of neem het klimaatonderzoek dat ontdekte dat klimaatverandering gaande is. Het centrale principe van het broeikaseffect werd voor het eerst ontdekt in 1856 door Eunice Newton Foote. Zij vond in een experimentele opstelling dat lucht verder opwarmt als het een hogere concentratie CO2 bevat. Meer dan honderd jaar later verklaarde dit principe het veranderende klimaat op aarde. Nu begrijpen we dankzij vervolgonderzoek beter dan ooit hoe menselijk handelen van invloed is op onze leefomgeving, waardoor we geïnformeerde keuzes kunnen maken over hoe we die leefomgeving veilig en gezond in stand houden.
Zoals we nu meer dan vroeger begrijpen leidt fundamenteel onderzoek, in combinatie met een goed werkend systeem van toegepast onderzoek en innovatie, tot maatschappelijke impact. Maar elke activiteit heeft haar eigen dynamiek: het ontwikkelen van fundamentele kennis is geen efficiënte bezigheid. Dat kan ook niet vanwege het inherent onzekere karakter ervan: het doel is vooraf onbekend en soms duurt het decennia voordat we nieuwe inzichten naar waarde kunnen schatten.
Het vertrouwen in de wetenschap hooghouden
Daarbij werkt het streven naar efficiëntie zelfs ineffectiviteit in de hand. Voorbeelden van ineffectiviteit zijn grote publicatiezucht of risico-aversie onder wetenschappers die vanuit carrière-overwegingen binnen betreden en voorspelbare paden blijven. De grote schaal waarop wetenschap inmiddels beoefend wordt, zorgt voor een verhoogde zichtbaarheid van deze problemen.
Tegelijkertijd bestaat er een compenserend vermogen tot verbetering en vernieuwing. Neem bijvoorbeeld de opkomst van discipline-overstijgend onderzoek en het open science-principe, waarbij anderen dan wetenschappers meedoen met het onderzoek. Dit daagt wetenschappers uit om zich buiten het eigen (‘veilige’) domein te begeven. Ook komen deze verbeteringen de transparantie en daarmee de herhaalbaarheid van onderzoek voor controle ten goede, de basis voor effectiviteit. Dit streven naar effectiviteit is belangrijker dan ooit om het vertrouwen in de wetenschap hoog te houden.
Ongebonden wetenschappelijk onderzoek naar fundamentele kennis en de toepassing via innovatie liggen dus in elkaars verlengde. Het effectiviteitsstreven van de wetenschappen en het efficiëntiestreven van innovatieprocessen zijn aanvullend. Samen heeft het geleid tot hun noodzakelijke symbiose die mens en maatschappij veelvuldig ten goede kwam en blijft komen.
Medeauteurs zijn Roshan Cools, Sjoukje Heimovaara, Ellen Moors en Nienke Meijer, raadsleden van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie en Chris Eveleens, raadsmedewerker.
Deze column is verschenen in Trouw.